Aan de kant

22 maart 2016

Aan de kant, zo roept de vrede

Ik moet erlangs, ik kom te laat

Wat net nog enkel op tv was

Staat nu midden in jouw straat

 

Aan de kant, zo roept de liefde

Ik moet erlangs, ik wil wat doen

Vergeet niet, wat ze ook beweren

Niets is sterker dan een zoen

 

Aan de kant, zo roept de vrijheid

Ik moet erlangs, daar huilt een kind

Dat wilde spelen in de speeltuin

Maar staat nu achter rood-wit lint

 

Aan de kant, zo roept het leven

Ik moet erlangs, ’t is niet gedaan

Het is aan ons om te volharden

Vooral niet aan de kant te gaan

Oranje

1 januari 2016

Vooraf is 2016 toch een beetje het jaar waarin we niet meedoen aan het EK voetbal. Niet dat we sportief gezien niet verwend zullen worden. Dafne gaat lopen in Rio. Tom gaat er fietsen. En Ranomi gaat er zwemmen. Maar zo’n voetbaltoernooi heeft toch een andere lading. Drie weken voetbal, dat staat gelijk aan drie weken feest. Om het gemis van komende zomer alvast te compenseren, besloot de organisatie van de ‘Nieuwjoarspartie’ bij huize Stortelder om er dit jaar in Bekveld een oranje feestje van te maken. Iedereen is in het oranje gekleed. Aan de muur hangt een groot scherm met voetbalbeelden. En dan ga je toch een beetje dromen.

Het is zondag 12 juni 2016,  iets voor 21.00 uur. We spelen onze eerste wedstrijd van dit Europees kampioenschap. In huize Stortelder kijken ruim honderd aanwezigen naar het scherm waarop te zien is hoe de spelers van het Nederlands elftal zich warmlopen in het stadion van Villeneuve-d’Ascq. We spelen tegen Oekraïne. Het is onze eerste wedstrijd in een groep waarin we later Polen en Noord-Ierland gaan tegenkomen. In Bekveld zijn we er klaar voor. De oranje vlaggetjes en ballonnen hangen. De eerste biertjes zijn geopend. De bitterballen staan op het punt de frituurpan te verlaten. Kortom: laat die aftrap maar komen!

Vier mannen bij huize Stortelder hebben een Duits shirt aan. Het is je reinste leedvermaak. De Duitsers hebben zich niet geplaatst. En dat terwijl er voor het eerst 24 landen meedoen aan het EK. Ongelofelijk. Wat hebben we gelachen om dat cruciale moment waarop Mats Hummels zijn ploeg in de steek liet door tegen een oerdomme rode kaart aan te lopen. Wat te denken van die bal die Miroslav Klose in eigen doel kopte!? En dat die Duitsers er met 3-0 afgingen tegen Turkije. Je bedenkt het niet. Maar het gebeurde toch. Het boterde dan ook niet lekker in dat team. Als Mario Götze met een hoed op naar de training komt, dan weet je genoeg.

Wij zijn er in ieder geval bij! En hoe! Onze selectie is er eentje om duimen en vingers bij af te likken. Arjen Robben is fitter dan ooit. Riechedly Bazoer heerst op het middenveld. En Dirk Kuyt heeft besloten om er toch nog maar een eindtoernooi bij aan te knopen. Dat tot grote vreugde van bondscoach Danny Blind, die zijn zoon Daley laat fungeren als leider van de verdediging. In huize Stortelder zijn de meningen over de basiself wel wat verdeeld. Natuurlijk laat je Wesley Sneijder niet zo gemakkelijk uit de basis. Maar het is volgens velen een serieuze optie om groeibriljantje Bart Ramselaar te laten starten.

Onze poule is poule C. Ervan uitgaande dat we die winnen, spelen we in de achtste finale tegen de beste nummer drie van de poules A, B en F. Dat is pak ‘m beet Roemenië, Wales of Oostenrijk. Ook een makkie dus. In de kwartfinale op 2 juli treffen we de Belgen, een tot favoriet omgedoopte underdog die we zeker kunnen hebben. De halve finale dan. Op 7 juli, in Marseille, tegen thuisland Frankrijk. Opnieuw een clash om u tegen te zeggen. Maar wij gaan naar de finale! In Parijs! Op 10 juli. Spanje is de tegenstander. Die kennen we nog van het WK in Brazilië.

De werkelijkheid is dat we het in 2016 met dit soort herinneringen moeten doen. Op het scherm tijdens de ‘Nieuwjoarspartie’ draaien dan ook filmpjes van lang vervlogen EK’s en WK’s. De beroemde doelpunten van Bergkamp en Van Basten komen langs. Oranje shirts zijn er hier in overvloed. Statafels staan vol met groene flesjes. Als zo ongeveer de complete oranje voetbalgeschiedenis de revue is gepasseerd, is het vroeg in de ochtend. Er gaat een bord omhoog dat aangeeft dat dit feestje dertig minuten blessuretijd kent. Daarna gaan we naar huis. Het is 1 januari. De oranje voetbalzomer is voorbij.

2015

31 december 2015

Misschien schrijf ik dit stuk wel te vroeg. Als 2015 ons één ding heeft geleerd, dan is het dat een fractie van een seconde allesbepalend kan zijn. Zo had ik in de vooravond van 13 november nog nooit gehoord van theater Bataclan. En ook niet van de Eagles of Death Metal. Aan het eind van diezelfde avond stonden ze voor altijd in vele geheugens gegrift. Daar bleef het dit jaar niet bij. Misschien bent u de naam Andreas Lubitz alweer vergeten. Maar dat er dit jaar een copiloot was die een vliegtuig met opzet liet neerstorten, dat vergeet u nooit meer. En wie kende Hilda voordat ze voor de BMW van Klaas Dijkhoff ging staan?

Zo’n jaaroverzicht komt altijd op hetzelfde moment. Ook nu klinken stemmen van Bob Dylan, Billy Joel en Johnny Cash in de Top 2000. Maar eigenlijk was het jaar 2015 na één maand al rijp voor een oudejaarsconference. Januari was amper begonnen toen we met ‘Je Suis Charlie’ reageerden op wat we toen nog ‘de aanslagen in Parijs’ noemden. Eerst keek de wereld naar Charlie Hebdo. Een dag later vormde een drukkerij op een afgelegen industrieterrein in een nietszeggend stadje buiten Parijs ineens het epicentrum van de wereld. En toen de storm weer enigszins was gaan liggen, ging het NOS Journaal niet door.

Er gebeurden ook mooie dingen. Tommy Beugelsdijk riep op tot rust. Die rust was in Doetinchem en omgeving ver te zoeken toen De Graafschap promoveerde. Dafne Schippers liep hard. Heel hard. Vrijwel overal waar iemand een crossparcours uitzette, maakte Matthieu van der Poel er zijn speeltuin van. Peter Sagan fietste in Richmond naar zijn dikverdiende wereldtitel en zei daarna iets heel moois. Wat precies, dat weten we nog steeds niet. Tom Dumoulin haalde Chris Froome in. Een Canadees met Nederlands bloed waagde het een wereldrecord van Sven Kramer uit de boeken te schaatsen. En Wales, Albanië en Noord-Ierland plaatsten zich voor het EK voetbal. Wij niet.

Was er dan alleen maar sport? Nee. Dan vergeten we boer Geert. En de vijfjarige Lot die naar het Glazen Huis kwam om Domien Verschuuren wakker te maken. We waren bijna getuige van een zonsverduistering. Het was een beetje jammer van de mist. Mistig was het van het ene op het andere moment ook rondom zo ongeveer elke Volkswagen. Circus Renz ging failliet. En op een zomerse dag in augustus beheerste Alphen aan de Rijn het nieuws door het omvallen van twee kranen. Het gebeurde op het moment dat ik na een lang weekend in Praag – met een stuk papier als TomTom en een eervolle vermelding voor Frank Hulstijn – net weer de Achterhoek binnenreed.

De Achterhoek beleefde een mooi jaar. We konden trots zijn op regionale topsportsters in sporten waar we voorheen eigenlijk nooit naar keken. Lonneke Sloetjes, Varsseveld, volleybal. Lynn Knippenborg, Zieuwent, handbal. En we zagen Robert Gesink fietsen zoals in zijn beste jaren. We konden ook trots zijn op hoe Normaal – voor het laatst – en Boi Foi Toch groots van zich deden spreken op de Zwarte Cross. Op Tijn Spekkink die zijn verblijf in Nepal na de aardbevingen aldaar volledig in dienst stelde van mensen die heel hard hulp nodig hadden. Op het muzikale duo Suzan en Freek dat nu nog harder aan de weg timmert dan begin dit jaar. En op Hengeloërs Koen Hermans en Peter Beunk. Zij wonnen met het Nederlands team het EK zijspancross.

Verder had Hengelo over het algemeen een redelijk rustig jaar. Jean Kreunen niet. Hij draaide na een turbulent jaar de deur van zijn oorlogsmuseum op slot. Voor de meeste ophef in het dorp zorgde een asielzoekerscentrum dat er uiteindelijk niet kwam. Dat ging hier niet gepaard met rondvliegende dranghekken en stoeptegels. Een steen kwam er wel in het muurtje op de plek van de oude Piersonschool. Tante Leen vierde haar vijftigjarig jubileum als kastelein van café Wolbrink, oftewel Wollie. En iets verderop verzamelden de dames van Keijenburgse Boys voor de clubkas meer likes bij elkaar dan dat hun dorp inwoners heeft.

Voor mij persoonlijk was 2015 een bijzonder jaar. Zo maakte ik dit jaar in Turkije het meest indrukwekkende schoolreisje uit mijn leven mee. Ik was in Utrecht bij de start van de Tour de France en beleefde met Tom Haggeman en co een geweldige dag op de Muur van Huy. Ik zag mijn baantje op de redactie van de krant in rook opgaan en begon als zelfstandig ondernemer. Dat klinkt nog steeds vreemd. Net als mijn spoedcursus tot automonteur. Meer in de lijn der verwachting lag de gang naar de Radstake met kerst. Hoogtepunt dit keer was het optreden in de livezaal dat eindigde met een nummer van de Eagles of Death Metal.

Mijn best gelezen blog van dit jaar ging dan ook over Parijs. Als 2015 een land was, dan was Parijs immers de hoofdstad. Toch sluit ik dit jaar af met mijn op één na best gelezen stuk. Dat ging over mijn eerste bezoek aan Dreamfields afgelopen juni. En dan vooral over Bob. Op zijn ontblote bovenlijf stond de naam van zijn overleden broertje Bas getatoeëerd. Terwijl Bas er een beetje bij was, genoot Bob. Hij straalde één en al positieve energie uit en ging helemaal op in het moment. Voor 2016 wens ik iedereen zo’n moment toe. Een moment waarop alle puzzelstukjes op hun plek vallen. Al is het maar voor een fractie van een seconde.

Benjamin

14 november 2015

“Ik ben nog in Bataclan”, twittert hij. “Ze slachten iedereen. Eén voor één. Eerste etage, snel !!!!” De vier uitroeptekens verraden grote paniek. Benjamin Cazenoves brengt de wereld deze vrijdagavond kort voor middernacht op de hoogte van de toestand in theater Bataclan in Parijs. Hij kwam hier voor muziek. In plaats daarvan ligt hij nu op de vloer van het theater. Om zich heen liggen nog veel meer mensen die even hiervoor van een heerlijke avond genoten. Waar muziek hoort te spelen, klinken nu schoten. Waar bier hoort te vloeien, stroomt nu bloed. Benjamin is op de plek waar niemand nu wil zijn. Hier in Bataclan kijken onschuldige mensen de dood in de ogen.

De gruwelijkheden in het theater vormen het slotstuk van een tragische avond in Parijs. Te midden van een onmenselijke situatie probeert menselijkheid zijn weg te vinden. Taxichauffeurs brengen mensen weg van het geweld zonder hun teller te laten lopen. Buurtbewoners nemen gevluchte en gewonde mensen in huis. Voetballiefhebbers die eindelijk veilig uit een stadion komen, zingen samen het Franse volkslied. Ondertussen zijn op verschillende plekken in de hoofdstad doden te betreuren. Het aantal loopt bijna met de minuut op. Tien. Twintig. Dertig. Veertig. En dan is de situatie in het theater nog niet onder controle. Alles behalve. De hele wereld kijkt en bidt mee.

Kan Benjamin weg? Kunnen de honderden bezoekers van theater Bataclan weg? Wat moeten ze nu denken? Is er een uitweg uit deze hel? Hoe lang heb ik nog te leven? Een paar minuten? Waar blijft de politie? Komen ze ons helpen? Waar zijn de schutters? Wie zijn deze mannen? Wanneer stoppen ze met schieten? Zal ik mijn kinderen ooit nog zien? En mijn vrouw? Mijn ouders? Hoe krijg ik mijn hartslag onder controle? Kan ik schuilen achter het lichaam van die dode vrouw? Waar zijn mijn vrienden? Ze waren hier straks toch ook? Liggen ze hier ook ergens op de grond? Zijn ze al dood? Waarom moet ik dit meemaken? Waarom moet ik al dit bloed zien? Mag ik hier weg?

Iemand schopt een deur open. Er is een nooduitgang. In het geheel donkere theater komt nu een klein straaltje straatlicht binnen. Het voelt als een reddingsboei. Mensen kruipen over elkaar heen. Over gewonden. Over doden. Tussen angstzweet en bloed op zoek naar een uitweg. Een journalist filmt hoe mensen de straat op rennen. Ook bij de uitgang liggen mensen. Of ze nog leven is niet te zien. De journalist roept een vraag naar rennende mensen. Niemand antwoordt. Een gewonde man hinkt weg. Nog steeds klinken er schoten. Dan komt er een tweet. “Levend”, staat er. Benjamin leeft. Hij is uit het theater. “Het is een bloedbad”, voegt hij eraan toe. “Overal liggen doden.”

Op straat is het blauw van de zwaailichten. Wie geen ambulance weet te bereiken, vlucht een huis in. Deuren gaan open. Maar toch ook heel snel weer dicht. Want wie weet zeker dat het voorbij is? Woonkamers worden ziekenhuiskamers. In slaapkamers slapen onbekende gasten. Het wordt ochtend. Zaterdagochtend. Parijs wordt wakker. De wereld wordt wakker. Benjamin wordt wakker. Misschien niet thuis. Maar hij is wel veilig. Een vrouw die hij niet kent, maakt een ontbijt voor hem. Benjamin twittert. “Mijn gedachten zijn bij alle mensen die vanavond niet ‘mijn geluk’ hebben gehad.” Hoeveel dat er zijn, is nog steeds niet duidelijk. Dat er ruim honderd doden zijn, lijkt zeker.

Voor de reacties op zijn tweets geeft Benjamin een kus. Die kus komt in de hele wereld binnen. Ook in Nederland. Hier, waar op de radio Eagles of Death Metal klinkt, de groep mannen die gisteravond in het Bataclan speelde en wist te ontkomen. Hier, waar een Syrisch meisje op de televisie vertelt over haar vlucht. In termen als ‘in Syrië is een ongeluk’ en ‘wij komen met de zee’. En dat ze haar zus van 14 vroeg om ook te komen. Omdat hier geen bommen vallen. Hier, waar ik na de tweet van Benjamin een tweet van James Worthy lees: “Blijf rustig en heb lief. Terroristen gebruiken de wapens, machtsbeluste politici gebruiken de doden en wij, wij gebruiken het hoofd.”

Beat The Boktor Fest

1 november 2015

‘Luuk, hoe ga je deze manier van dansen ooit beschrijven?’, vraagt een jongen die geregeld in dit café komt. ‘Ze slaan elkaar zowat de kop in.’ Hij heeft gelijk. En zijn omschrijving is nog weinig overdreven. Tijdens het Beat The Boktor Fest in het Hengelose café De Zwaan gaat het los op een manier die nogal afwijkt van hoe de doorsnee bezoeker het hier gewend is. Ruige taferelen voor het podium, veroorzaakt door de ruige rock-‘n-roll muziek op het podium. Vier bands staan hier vanavond. De eerste twee heb ik gemist. Het is elf uur. Ik stap in bij The Grolschbusters. Later deze avond volgt nog de band The Lagan uit Engeland. Al lijkt niemand hier energie te sparen.

De meeste fanatieke ‘danser’ is een man met een grijze platte pet. Hij heeft lange haren en een baard. Hij beukt. Hij duwt. Hij springt. En hij vliegt nietsontziend van de ene naar de andere kant van de ruimte voor het podium. Omdat ondertussen een aantal andere ‘dansers’ ongeveer hetzelfde doet, is het een klein wonder dat er hier geen botten breken. The Grolschbusters spelen ondertussen nummers die ik niet ken. Dat is niet zo gek. Ik ken geen enkel nummer van The Grolschbusters. Dat in tegenstelling tot de mensen die hier voor mijn neus helemaal uit hun dak staan te gaan. Die kennen elke noot van The Grolschbusters.

Gelukkig is er ook pauze. Het geeft de kans om even tot rust te komen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de man met het grijze platte petje te vragen wat hij zo mooi vindt aan deze muziek. Uit mijn vraagstelling begrijpt hij dat ik niet erg enthousiast ben. Dat klopt. Ik vind het verschrikkelijk. Hij niet. Het is muziek waar je verslaafd aan raakt, zo beweert hij. Iets dat mij in een jaar tijd ook zou kunnen gebeuren. En dat ik het nu nog verschrikkelijk vind, dat is in de ogen van deze rock-‘n-roller alleen maar mooi. Een beetje de bedoeling zelfs, zo vertelt hij. De harde muziek, het ruige dansen, het houdt de rest van de wereld op afstand.

Die afstand is er zeker. Aan de andere kant van het café is het namelijk een stuk rustiger. Niet qua harde muziek, want die neemt de hele ruimte in beslag. Maar hier is plek om rustig een biertje te drinken. Hier bevinden zich de mensen die hier voor de gezelligheid zijn. En niet omdat ze gek zijn op deze muziek. ‘Niet mijn smaak, nee’, zegt een man die aan de bar zit. Twee meisjes zijn zelfs helemaal in de hoek van het café weggedoken. Verder van het podium af dan hier in dit hoekje is niet mogelijk. Ik vraag de meisjes of zij hier net als ik per ongeluk zijn. Dat is het geval. ‘Wat een kutmuziek’, klinkt het. ‘Hier kun je toch niet op dansen?’

Dat kan wel. De man met het grijze platte petje op zijn hoofd bewijst het. Ik vraag hem wat hij maandag op zijn werkt antwoordt op de vraag of hij een mooi weekend heeft gehad. Dat vraagt hem echter nooit iemand. Hij werkt namelijk in het weekend. Als voorganger in de kerk, zo vertelt hij. Als voorganger in de kerk? Even denk ik dat ik het niet goed heb verstaan. Ik zeg dat ik het een wonderlijke combinatie vind, de kerk en dat lompe gebeuren hier. Dat is toch niet met elkaar te rijmen? Dat zie ik verkeerd. Hij vindt van wel. Ook de muziek van The Grolschbusters heeft een boodschap. Al moet je soms wel heel goed luisteren, geeft de man met het platte petje toe.

Wat ik dan mooie muziek vind? Ik vertel dat mijn muzieksmaak heel breed is. Maar die gaat dan toch eerder de kant van Guus Meeuwis op. Hij belooft dat ik de afsluitende band uit Engeland dan wel enigszins zou kunnen waarderen. En verrek, hij heeft gelijk. Als The Lagan speelt, heeft veel mainstream publiek de hoop al opgegeven en het café verlaten. Dat is zonde. Deze muziek is rustiger. Met Ierse invloeden. Deze band is goed. Dat vind ik althans. En smaken verschillen. Gelukkig. Want als het Beat The Boktor Fest het van mij moet hebben, dan maakt dit festival het niet lang meer. Dat zou doodzonde zijn voor de mensen die hier ongelofelijk van genieten.


Luuk Stam
Journalist en tekstschrijver

De Heurne 32
7255 CL Hengelo Gelderland

0613925370
luuk@luukstam.nl