Voetbalfeest

23 oktober 2016

Zelfs het Keijenborgse scorebord wilde absoluut niet verliezen. 2-2 stond er. Het laatste fluitsignaal had geklonken. Het grootste deel van het publiek had zich al naar de kantine en de voor de gelegenheid bijbehorende tent begeven. Een klein jongetje merkte op dat het 2-2 was geworden. Dat stond op het scorebord. En het scorebord zou het toch wel het beste weten. Toen, heel voorzichtig, terwijl niemand keek, veranderde de rechter 2 in een 3. De Keijenburgse Boys verloren van het Hengelose Pax.

Keijenburgse Boys – Pax. Een vierdeklasser en een derdeklasser. Twee clubs die elkaar in competitieverband nooit tegenkomen. En nu, op deze zaterdagmiddag in oktober, was het er ineens. Of er ergens in Zeist iemand is geweest die met gouden handen precies de twee goede balletjes uit een bak heeft gevist? We zullen het nooit weten. Maar het feit dat Keijenborg en Hengelo het in de beker tegen elkaar op mochten nemen, was al een lot uit de loterij. Het veelbelovende affiche bleek aan de streep alle verwachtingen te hebben waargemaakt.

Een voetbalgevecht was het in de slotfase geworden. Eentje om duimen en vingers bij af te likken. Het scoreverloop was zoals een filmschrijver die zou schrijven. Eén geweldig doelpunt in een verder weinig vermakelijke eerste helft. De thuisploeg die zich in het tweede bedrijf terugknokt en op 2-1 voorsprong komt. En dan een bloedstollende apotheose vol krampaanvallen waarin het op wonderbaarlijke en volgens oranjehemden discutabele wijze toch nog de Hengelose kant op valt.

Die sfeer. Wat hing er een heerlijke voetbalsfeer. Compleet met vuurwerk. Oranje rook. Blauwe rook. Meerdere spelers vertellen na afloop dat ze bij vlagen met kippenvel op het veld stonden. Ook het publiek liet zich gelden. “Bij de 2-1 was het net als toen De Graafschap kampioen werd”, beschouwt een man met een oranje sjaal na. Om over de enorme Hengelose bierdouche bij de cornervlag nog maar te zwijgen. “Ik vond het geweldig”, zou de Keijenborgse ontvanger van die douche later zeggen. “Dat maak je toch nooit mee?”

Nee, dan de derde helft. De derde helft waar een deel van het publiek al voor aanvang van de derby mee begint en die ver na het laatste fluitsignaal eindigt met de uit Mallorca overgewaaide Duitse feestkneiter van Johnny Däpp. De derde helft waar zowel Keijenborg als Hengelo deel van uitmaken. Zij die eerder deze middag nog op het scherpst van de sneden de duels met elkaar aangingen, staan nu samen te proosten op een onvergetelijke voetbalmiddag. Zij die het voetbal vanuit de tent bekeken, gaan vrolijk door met waar ze mee bezig waren.

Alles viel deze middag op zijn plek. De loting. Het scoreverloop. De sfeer. De gezelligheid. Ook het tijdstip hielp mee. Half vijf in de namiddag. Dat in de tweede helft de lichtmasten aangingen en de schemering langzaam inviel, paste precies in het plaatje. “Alles klopte”, vond ook één van de Keijenborgse sterkhouders. “Alleen de uitslag niet.” Dat was misschien wel het enige nadeel dat aan deze middag kleefde. Er moest iemand winnen. Maar uiteindelijk kende dit voetbalfeest enkel winnaars. Al stond het scorebord toen al lang niet meer aan.

Winkelmandje

5 oktober 2016

Van Justin Bieber had ik nog nooit gehoord. Wij winkelmandjes onder elkaar praten niet over dat soort zaken. Wij hebben geen oog voor de grote wereld om ons heen. Wij beperken ons tot de supermarkt waarin we leven. Elke dag maken we een keer of wat datzelfde rondje. Langs de poortjes. De tomaten. De mooie meisjes op de vlees- en kaasafdeling. De melk. Het bier. Soms langs wat chips. Een pak toiletpapier. Dan over de kassa. Soms eindigen we daaronder. En soms weer netjes bij onze vrienden. Dat is onze wereld.

Ik ben een winkelmandje. Maar vandaag is mijn leven veranderd. Ik ben niet langer zomaar een gewoon simpel blauw winkelmandje. Van het ene op het andere moment ben ik het winkelmandje van Justin Bieber. Dé Justin Bieber. En ik sta op Marktplaats. Ook daar had ik nog nooit van gehoord. Mensen schijnen duizenden euro’s voor mij te willen betalen. Ik wist dat de wereld om mij heen soms een beetje gek was, maar dit gaat wel heel ver. Zelfs als je mijn grote broer de winkelkar helemaal vollaadt, ben je dat geld nog niet kwijt.

En die Justin Bieber, ik vond het niks bijzonders. In de grote wereld schijnt hij beroemd te zijn. Daar begrijp ik niets van. Hij viel wel op. Dat moet ik wel zeggen. Hij had een broek aan die niet eens op een broek leek. Hij had ook nog een vriend bij zich. Ene Martin Garrix. Die had geen mandje. Daar baalden mijn vrienden van, joh. Dan waren ze misschien ook nog beroemd geworden! Nu staan ze gewoon weer met de andere mandjes in het stapeltje. We hebben het niet slecht hoor. Dat niet. Maar zoiets is toch wel heel leuk.

Het is dat ik niet kan praten, anders zat ik vanavond overal. In het NOS Journaal. Bij De Wereld Draait Door. Bij RTL Late Night. Dat zou mooi zijn, joh. Dan zouden ze mij vragen hoe het voelde toen Justin Bieber mij vasthield. Dat was natuurlijk precies hetzelfde als Jan van drie hoog achter en Lidy van de overkant. Maar ik zou zeggen dat het heel bijzonder voelde. De hand van een echte wereldster. Wow! En dat ik zijn ijsjes mocht dragen, hoe gaaf is dat!? Alleen jammer dat die Corona niet meer paste. Ik ben nou eenmaal niet zo groot.

Hij schijnt dat hij dit weekend optreedt in een groot stadion in Arnhem. Een kaartje kost 54 euro. Van dat geld kun je mij helemaal vol stoppen met boodschappen. Die man is vast heel rijk. Hij zal niet nog eens naar onze supermarkt komen. En als hij al komt, dan is de kans dat hij mij pakt nihil. Misschien ben ik dan wel niet meer in deze supermarkt. Misschien sta ik dan wel bij een Belieber op de slaapkamer. Ik hoop van niet. Want het is leuk, al die aandacht, maar doe alsjeblieft normaal. Ik ben maar een winkelmandje.

Pokémon GO

9 augustus 2016

‘Geen Pokémon!’, roept een man. Ik kijk om en zie de woeste blik in zijn ogen. Zojuist verliet hij samen met twee vrouwen een terras. Met een soepele stuurbeweging manoeuvreerde ik mijn fiets tussen het drietal door. Op datzelfde moment draaide ik op mijn telefoon aan de Pokestop. Ik verzeker u: dat is van levensbelang. Deze man ziet dat overduidelijk anders.

Een paar weken geleden had ik gedacht dat een column over dit onderwerp op dit moment mosterd na de maaltijd zou zijn. Dat de storm zou zijn overgewaaid. Dat de wild golvende rivier een kabbelend beekje zou zijn geworden. Dat van bergen niet veel meer over zou zijn dan lichte glooiingen in het landschap. Of toch in ieder geval niet meer dan kleine heuveltjes.

Dat is niet zo. We zijn een paar weken nadat de Pokémon-hype zijn hoogtepunt leek te bereiken, maar ondertussen is dat hoogtepunt nog altijd volop aan de gang. Sterker nog: het stormt alleen nog maar harder. We zitten nog hoger op de berg. De maaltijd staat nog dampend op tafel en de mosterd komt beter tot zijn recht dan ooit.

We praten over een app op de telefoon. De app van een spelletje waarbij je virtuele wezentjes moet vangen. Wie er niet van gehoord heeft, leefde de afgelopen weken onder een steen met een grootte waar ze in Drenthe jaloers op zouden zijn. Dit spel speel je buiten op straat. Hier vind je de wezentjes, de Pokestops voor ballen om die wezentjes mee te vangen en de gyms om in te vechten.

De stops spelen een belangrijke rol. Hengelo heeft er vijf. Eentje bij de Feestfabriek, eentje bij het gemeentehuis, eentje bij de Remigiuskerk, eentje halverwege de Spalstraat en eentje aan de Raadhuisstraat. Vijf stops. Vorden heeft er nog minder. En Keijenborg heeft er maar één. Pokémon spelen in een klein dorp is kortom geen gemakkelijke opgave.

In veel steden ligt dat anders. Vrijwel elk monumentje of bijzonder gebouw is namelijk een Pokestop. En een historische stad als Zutphen zit vol monumentjes en bijzondere gebouwen. Een rondgang van een paar kilometer levert hier zo honderd ballen op. Daar kun je weer heel wat virtuele wezentjes mee vangen.

Dat vangen gaat het best aan de IJsselkade. Hier zitten drie Pokestops vlakbij elkaar. Op die Pokestops kunnen spelers een zogeheten ‘lure’ gooien waar gedurende een half uur extra veel wezentjes op af komen. Als dat op meerdere stops vlakbij elkaar gebeurt, ontstaat een heus Pokémon-paradijs. Dat paradijs lokt tientallen – soms zelfs honderden – spelers naar de IJsselkade. Precies hetzelfde gebeurt momenteel op vele andere plekken ter wereld.

Het zorgt voor op zijn minst bijzondere taferelen. Voorbijgangers die het spelletje niet kennen of in ieder geval niet spelen, kijken het schouwspel met een mix van verwondering en onbegrip aan. Onder de spelers heerst vooral een heel goede sfeer. Gezellig is niet het goede woord. Want gezelligheid gaat nou niet heel goed samen met het geconcentreerd op je telefoonschermpje kijken. Maar een sociaal gebeuren is het zeker. Soms zelfs tot biertjes en flessen wijn aan toe.

Eén van de doelstellingen van de makers van het spel is om de fanatieke gamer naar buiten te halen. Dat is gelukt. Ik reken mezelf niet tot die groep. Ik ben nooit veel verder gekomen dan een potje FIFA en het bouwen van een virtueel pretpark. Maar de gedachte en de uitwerking van het idee vind ik mooi. Een game spelen samen met je vrienden in de buitenlucht – vaak omringd door groen en water – dat is heel wat anders dan eenzaam en alleen op je kamer zitten spelen.

Lange tijd bivakkeerde ik in het kamp van de man met de woeste blik. Ik wilde niet veel van het spelletje weten en moest er vooral om lachen. Dat veranderde toen ik op vakantie ging en het spel als enige van mijn vrienden niet speelde. De hype was net in volle gang en het ging over niets anders. Na twee dagen was ik er helemaal klaar mee en heb ik uit pure wanhoop de app zelf ook maar geïnstalleerd. 

Inmiddels ben ik volledig thuis in de wereld van Pikachu, Eevee en Squirtle. Ik vind het zelfs leuk. Heel erg leuk. Als fanatiek speler keerde ik terug van vakantie. Ik begrijp iedereen die erom lacht. Dat deed ik immers zelf ook. Ik begrijp ook de man met zijn woeste blik. Maar de hype die Pokémon GO heet, heeft de zomer van 2016 in zijn greep en weigert los te laten. Voor wie zich blijft opwinden, wordt het een lange zomer.

Jongetje

17 juni 2016

4 jaar oud was hij. Een jongetje. Lief. Klein. En schattig. Hij was naar de camping geweest. Met zijn papa. Zijn mama. En zijn zusje. Zijn vriendjes in Gouda had hij even achter moeten laten. Net als zijn eigen bedje. Zijn bedje stond voor even op de camping in de Achterhoek. Een stukje buiten Zelhem. Prachtig in het groen. Hier niet de drukte van de stad, maar de rust van de natuur.

Laatst vertelde iemand uit het westen mij dat hij op bezoek in de Achterhoek altijd het idee had dat hij naar het einde van de wereld reed. Dat was bedoeld als een compliment. Hij vond het hier zo groen. Kalm. Lieflijk. En, zo zei hij, als hij dan eenmaal in de Achterhoek was, dan voelde het alsof hij juist midden in die wereld stond. Tussen de bossen. De vogels. De weilanden. En de koeien.

Ze rijden deze vrijdagochtend naar huis. Het jongetje met zijn papa, zijn mama en zijn zusje. Op een steenworp afstand van die zo prachtig gelegen camping slaat het noodlot toe. Keihard. Het gezin belandt in een verhaal dat in de loop van de dag triester en triester wordt. Het 4-jarige jongetje overlijdt. Van de auto waarin hij zat, is weinig meer over. Verspreid over het asfalt liggen wat vakantiespulletjes. Machteloos.

Ik voel me een beetje schuldig. Een ongeluk kan gebeuren. Maar dit was geen gewoon ongeluk. Hier is iets gruwelijk misgegaan. Hier is iets misgegaan op een manier waarop wij altijd denken dat zoiets in de Achterhoek niet gebeurt. Iets dat we horen op het journaal. Iets waar we als we het horen op het journaal allemaal een oordeel over hebben. Maar toch niet bij ons? Toch niet zo dichtbij? Even is de Achterhoek allesbehalve kalm en lieflijk.

Ik denk aan het 4-jarige jongetje. Zijn vriendjes in Gouda zullen hem nooit meer zien. Hij zal nooit meer in zijn eigen bedje slapen. Hij heeft nooit kunnen denken dat hij naar het einde van de wereld reed. Maar misschien heeft hij hier in de Achterhoek wel gevoeld dat hij midden in die wereld stond. Toen hij speelde. Tussen de bossen. De vogels. De weilanden. En de koeien. Dat hij dat leuk vond. En dat hij daarvan genoot. Dat hoop ik. Dat hoop ik zo.

Hooikoorts, je bent stom!

7 juni 2016

Beste pollen,

Jullie zijn met te veel. Ik kan jullie niet zien. Niemand kan jullie zien. Daar zijn jullie te klein voor. Alleen als jullie met heel veel tegelijk op een auto gaan liggen, dan zijn jullie te zien. En ik haat jullie het meest als jullie met heel veel tegelijk op een auto gaan liggen. Op dat moment zijn jullie namelijk overal. Op straat. Op mijn slaapkamer. In mijn ogen. In mijn neus. Overal!

Ik haat jullie. Had ik dat al gezegd? Ik haat jullie tot in het diepst van mijn ziel. En ik ben niet de enige. Iedereen haat jullie. Tot op het journaal kotsen we jullie uit. Weet je waarom jullie in juni nooit een uitnodiging krijgen voor een mooi feestje ergens in een tuin? Nou? Omdat iedereen weet dat jullie toch wel komen! Gewoon. Zonder uitnodiging. Om dat hele feest te verzieken.

Ja, dat doen jullie. De boel verzieken. De hele winter lang kijken wij met z’n allen uit naar mooi weer. Als het dan eindelijk echt zover is, als de korte broeken en nog kortere rokjes uit de kast zijn gehaald, als de zonnebrillen het straatbeeld weer vullen, als de thermometer op standje tropisch gaat, als je genieten weer met een hoofdletter G zou moeten schrijven, precies dan komen jullie!

De gevolgen zijn niet mals. Na een paar uur in de buitenlucht zien mensen die niet goed tegen jullie kunnen eruit alsof ze compleet van de wereld zijn. Het snot loopt uit hun neus alsof ze midden in de winter te lang buiten hebben gestaan. Hun ogen doen vermoeden dat ze drie weken niet hebben geslapen. Of dat ze op z’n minst in elkaar zijn geslagen door een opgevoerde kickbokser.

Ik ben er helemaal klaar mee. Het liefst zou ik een pollen-uitzwaaidag organiseren, maar ik weet dat jullie je daar geen moer van aantrekken. Van mij mogen jullie opdonderen. Allemaal. Ga voor mijn part ergens in verlaten berggebied zitten. In de Himalaya is vast nog een plekje vrij. Met z’n allen. Dat is toch ook leuk? Waarom Nederland? Waarom precies mijn straat? Waarom mijn neus?

Nu we toch in gesprek zijn: wat werkt er nou tegen jullie? We proberen met z’n allen van alles. Van neusspray tot vaseline, drankjes, pilletjes en druppeltjes. Op het internet struikelt de ene tip over de andere. Maar het enige dat echt helpt, is binnen blijven. Deuren dicht. Ramen dicht. Gordijnen dicht. En maar hopen dat het heel snel weer gaat regenen. Heel hard. En vooral heel lang. Totdat jullie allemaal weg zijn. En laat het dan maar zomer worden.


Luuk Stam
Journalist en tekstschrijver

De Heurne 32
7255 CL Hengelo Gelderland

0613925370
luuk@luukstam.nl