Beat The Boktor Fest

‘Luuk, hoe ga je deze manier van dansen ooit beschrijven?’, vraagt een jongen die geregeld in dit café komt. ‘Ze slaan elkaar zowat de kop in.’ Hij heeft gelijk. En zijn omschrijving is nog weinig overdreven. Tijdens het Beat The Boktor Fest in het Hengelose café De Zwaan gaat het los op een manier die nogal afwijkt van hoe de doorsnee bezoeker het hier gewend is. Ruige taferelen voor het podium, veroorzaakt door de ruige rock-‘n-roll muziek op het podium. Vier bands staan hier vanavond. De eerste twee heb ik gemist. Het is elf uur. Ik stap in bij The Grolschbusters. Later deze avond volgt nog de band The Lagan uit Engeland. Al lijkt niemand hier energie te sparen.

De meeste fanatieke ‘danser’ is een man met een grijze platte pet. Hij heeft lange haren en een baard. Hij beukt. Hij duwt. Hij springt. En hij vliegt nietsontziend van de ene naar de andere kant van de ruimte voor het podium. Omdat ondertussen een aantal andere ‘dansers’ ongeveer hetzelfde doet, is het een klein wonder dat er hier geen botten breken. The Grolschbusters spelen ondertussen nummers die ik niet ken. Dat is niet zo gek. Ik ken geen enkel nummer van The Grolschbusters. Dat in tegenstelling tot de mensen die hier voor mijn neus helemaal uit hun dak staan te gaan. Die kennen elke noot van The Grolschbusters.

Gelukkig is er ook pauze. Het geeft de kans om even tot rust te komen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de man met het grijze platte petje te vragen wat hij zo mooi vindt aan deze muziek. Uit mijn vraagstelling begrijpt hij dat ik niet erg enthousiast ben. Dat klopt. Ik vind het verschrikkelijk. Hij niet. Het is muziek waar je verslaafd aan raakt, zo beweert hij. Iets dat mij in een jaar tijd ook zou kunnen gebeuren. En dat ik het nu nog verschrikkelijk vind, dat is in de ogen van deze rock-‘n-roller alleen maar mooi. Een beetje de bedoeling zelfs, zo vertelt hij. De harde muziek, het ruige dansen, het houdt de rest van de wereld op afstand.

Die afstand is er zeker. Aan de andere kant van het café is het namelijk een stuk rustiger. Niet qua harde muziek, want die neemt de hele ruimte in beslag. Maar hier is plek om rustig een biertje te drinken. Hier bevinden zich de mensen die hier voor de gezelligheid zijn. En niet omdat ze gek zijn op deze muziek. ‘Niet mijn smaak, nee’, zegt een man die aan de bar zit. Twee meisjes zijn zelfs helemaal in de hoek van het café weggedoken. Verder van het podium af dan hier in dit hoekje is niet mogelijk. Ik vraag de meisjes of zij hier net als ik per ongeluk zijn. Dat is het geval. ‘Wat een kutmuziek’, klinkt het. ‘Hier kun je toch niet op dansen?’

Dat kan wel. De man met het grijze platte petje op zijn hoofd bewijst het. Ik vraag hem wat hij maandag op zijn werkt antwoordt op de vraag of hij een mooi weekend heeft gehad. Dat vraagt hem echter nooit iemand. Hij werkt namelijk in het weekend. Als voorganger in de kerk, zo vertelt hij. Als voorganger in de kerk? Even denk ik dat ik het niet goed heb verstaan. Ik zeg dat ik het een wonderlijke combinatie vind, de kerk en dat lompe gebeuren hier. Dat is toch niet met elkaar te rijmen? Dat zie ik verkeerd. Hij vindt van wel. Ook de muziek van The Grolschbusters heeft een boodschap. Al moet je soms wel heel goed luisteren, geeft de man met het platte petje toe.

Wat ik dan mooie muziek vind? Ik vertel dat mijn muzieksmaak heel breed is. Maar die gaat dan toch eerder de kant van Guus Meeuwis op. Hij belooft dat ik de afsluitende band uit Engeland dan wel enigszins zou kunnen waarderen. En verrek, hij heeft gelijk. Als The Lagan speelt, heeft veel mainstream publiek de hoop al opgegeven en het café verlaten. Dat is zonde. Deze muziek is rustiger. Met Ierse invloeden. Deze band is goed. Dat vind ik althans. En smaken verschillen. Gelukkig. Want als het Beat The Boktor Fest het van mij moet hebben, dan maakt dit festival het niet lang meer. Dat zou doodzonde zijn voor de mensen die hier ongelofelijk van genieten.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *