Mensen zijn grofweg te verdelen in drie groepen: Mensen die liever niet in de krant komen, mensen die het geen probleem vinden als ze in de krant komen en mensen die heel graag in de krant willen. Afgelopen week was ik op een basisschool voor een lezing van een kinderboekenschrijver. Na afloop probeerde ik een interview te houden met een aantal kinderen. Die waren met hun stoeltje vanuit de centrale hal weer op weg naar hun klas. Ze behoorden zonder uitzondering tot de mensen die heel graag in de krant willen. Het ‘interview’ ging ongeveer zo:
Ik: ‘Meester, mag ik even een paar kinderen wat vragen?’
Meester: ‘Natuurlijk. Ga je gang.’
Thijs: ‘Mag ik!? Mag ik!?’
Ik: ‘Ja, jou wil ik inderdaad graag even wat vragen. Hoe heet je?’
Thijs: ‘Ik heet Thijs. Kom ik nu in de krant!? Kom ik nu in de krant!?’
Ik: ‘Misschien wel. Wat vond je van de lezing?’
Thijs: ‘Ja, wel leuk. Eerst kende ik hem alleen als schrijver. Nu weet ik wie hij is. Hé jongens, ik kom in de krant! Ik kom in de krant!’
Rest van de klas: ‘Mogen wij ook in de krant!?’
Sanne: ‘Ik wil ook! Ik wil ook! Ik heb zijn boeken gelezen. Die gaan over voetbal. En ik zit op voetbal! Sanne heet ik!’
Rest van de klas: ‘Mogen wij ook in de krant!?’
Sanne: ‘Nee, alleen Thijs en ik! Wij komen in de krant! Wij komen in de krant!’
Ik: ‘Blijven jullie ook maar even staan, jongens. Wat is er zo leuk aan zijn boeken?’
Sanne: ‘Er staan dingen in die in het echt ook voorkomen. Kom ik nu in de krant?’
Nick (inmiddels op zijn stoeltje gaan staan om de aandacht te trekken): ‘Het gaat over voetbal! Dat is leuk. Schrijf je mijn naam op? Ik heet Nick! N-I-C-K.’
Feno: ‘Ik heet Feno! F-E-N-O! Waarom schrijf je niks op? Thijs en Sanne heb je wel opgeschreven!’
Ik: ‘Ik kan niet zo snel schrijven, jongens. Wie van jullie heeft de meeste boeken van hem gelezen?’
Thijs: ‘Ik twee!’
Sanne: ‘Eentje!’
Nick: ‘Vier boeken! Nick! N-I-C-K!
Tim (klein jongetje rechts van mij): ‘Hé flapdrol! Schrijf mijn naam ook eens op!’
Ik (tegen Tim, die als ik hem aankijk zijn grote mond op slag kwijt is): ‘Hoe heet jij dan?’
Tim: ‘Ik heet Tim.’
Thijs: ‘Jij zit in groep 6, Tim. Alleen groep 8 komt in de krant.’
Feno: ‘Als je hem opschrijft, moet je mij ook opschrijven! Feno! F-E-N-O!’
Nick: ‘N-I-C-K!’
Ik: ‘Ok, ik denk dat jullie terug moeten naar de meester.’
Tim: ‘Dan kan ik mooi blijven staan. Ik heb een juffrouw.’
Thijs: ‘We hoeven nog niet terug! Heb je nog een vraag?’
Melanie: ‘Ik heet Melanie! Met één L.’
Bas: ‘DOE ALLEMAAL EENS RUSTIG! DIE MENEER KRIJGT ZO NOG EEN HARTAANVAL!’
Meester: ‘Ben je klaar? Dan neem ik ze weer mee.’
Ik: ‘Goed plan, meester.’
Nick: ‘Heb je mijn naam nou opgeschreven? Nick! N-I-C-K.’
Feno: ‘F-E-N-O!’
Meester: ‘Kom jongens, de klas in.’
Directeur: ‘Zo, dit zal wel een flinke pagina vol worden, na al die interviews.
Het werden twee zinnen. Heel hard roepen betekent niet per definitie dat je ook in de krant komt. Maar één troost voor al die enorm enthousiaste kinderen: Deze flapdrol heeft in ieder geval alle namen goed gespeld.
Geef een reactie