“Ik ben nog in Bataclan”, twittert hij. “Ze slachten iedereen. Eén voor één. Eerste etage, snel !!!!” De vier uitroeptekens verraden grote paniek. Benjamin Cazenoves brengt de wereld deze vrijdagavond kort voor middernacht op de hoogte van de toestand in theater Bataclan in Parijs. Hij kwam hier voor muziek. In plaats daarvan ligt hij nu op de vloer van het theater. Om zich heen liggen nog veel meer mensen die even hiervoor van een heerlijke avond genoten. Waar muziek hoort te spelen, klinken nu schoten. Waar bier hoort te vloeien, stroomt nu bloed. Benjamin is op de plek waar niemand nu wil zijn. Hier in Bataclan kijken onschuldige mensen de dood in de ogen.
De gruwelijkheden in het theater vormen het slotstuk van een tragische avond in Parijs. Te midden van een onmenselijke situatie probeert menselijkheid zijn weg te vinden. Taxichauffeurs brengen mensen weg van het geweld zonder hun teller te laten lopen. Buurtbewoners nemen gevluchte en gewonde mensen in huis. Voetballiefhebbers die eindelijk veilig uit een stadion komen, zingen samen het Franse volkslied. Ondertussen zijn op verschillende plekken in de hoofdstad doden te betreuren. Het aantal loopt bijna met de minuut op. Tien. Twintig. Dertig. Veertig. En dan is de situatie in het theater nog niet onder controle. Alles behalve. De hele wereld kijkt en bidt mee.
Kan Benjamin weg? Kunnen de honderden bezoekers van theater Bataclan weg? Wat moeten ze nu denken? Is er een uitweg uit deze hel? Hoe lang heb ik nog te leven? Een paar minuten? Waar blijft de politie? Komen ze ons helpen? Waar zijn de schutters? Wie zijn deze mannen? Wanneer stoppen ze met schieten? Zal ik mijn kinderen ooit nog zien? En mijn vrouw? Mijn ouders? Hoe krijg ik mijn hartslag onder controle? Kan ik schuilen achter het lichaam van die dode vrouw? Waar zijn mijn vrienden? Ze waren hier straks toch ook? Liggen ze hier ook ergens op de grond? Zijn ze al dood? Waarom moet ik dit meemaken? Waarom moet ik al dit bloed zien? Mag ik hier weg?
Iemand schopt een deur open. Er is een nooduitgang. In het geheel donkere theater komt nu een klein straaltje straatlicht binnen. Het voelt als een reddingsboei. Mensen kruipen over elkaar heen. Over gewonden. Over doden. Tussen angstzweet en bloed op zoek naar een uitweg. Een journalist filmt hoe mensen de straat op rennen. Ook bij de uitgang liggen mensen. Of ze nog leven is niet te zien. De journalist roept een vraag naar rennende mensen. Niemand antwoordt. Een gewonde man hinkt weg. Nog steeds klinken er schoten. Dan komt er een tweet. “Levend”, staat er. Benjamin leeft. Hij is uit het theater. “Het is een bloedbad”, voegt hij eraan toe. “Overal liggen doden.”
Op straat is het blauw van de zwaailichten. Wie geen ambulance weet te bereiken, vlucht een huis in. Deuren gaan open. Maar toch ook heel snel weer dicht. Want wie weet zeker dat het voorbij is? Woonkamers worden ziekenhuiskamers. In slaapkamers slapen onbekende gasten. Het wordt ochtend. Zaterdagochtend. Parijs wordt wakker. De wereld wordt wakker. Benjamin wordt wakker. Misschien niet thuis. Maar hij is wel veilig. Een vrouw die hij niet kent, maakt een ontbijt voor hem. Benjamin twittert. “Mijn gedachten zijn bij alle mensen die vanavond niet ‘mijn geluk’ hebben gehad.” Hoeveel dat er zijn, is nog steeds niet duidelijk. Dat er ruim honderd doden zijn, lijkt zeker.
Voor de reacties op zijn tweets geeft Benjamin een kus. Die kus komt in de hele wereld binnen. Ook in Nederland. Hier, waar op de radio Eagles of Death Metal klinkt, de groep mannen die gisteravond in het Bataclan speelde en wist te ontkomen. Hier, waar een Syrisch meisje op de televisie vertelt over haar vlucht. In termen als ‘in Syrië is een ongeluk’ en ‘wij komen met de zee’. En dat ze haar zus van 14 vroeg om ook te komen. Omdat hier geen bommen vallen. Hier, waar ik na de tweet van Benjamin een tweet van James Worthy lees: “Blijf rustig en heb lief. Terroristen gebruiken de wapens, machtsbeluste politici gebruiken de doden en wij, wij gebruiken het hoofd.”
Geef een reactie