De vrouw achter het marktkraampje was in slaap gevallen. Dat was niet zo vreemd. Het was nacht. Het liep zelfs al tegen vijf uur. De morgen stond alweer op het punt om te gaan aanbreken. Maar op dit moment was het nog donker en verlaten, hier in deze lange straat in Singaraja, een stad in het noorden van het Indonesische eiland Bali. Samen met een vriend stond ik hier, bij dit marktkraampje, voor een flesje water. Zojuist was de halve finale van de Champions League van 2010 afgelopen. Bayern München versloeg Olympique Lyon. En die wedstrijd keken wij net als veel andere mensen in deze stad op een groot scherm in een park.
De afgelopen dagen was de Champions League van 2015 toe aan de halve finales. Vaak denk ik dan weer terug aan die nachtelijke wedstrijd in dat park in Singaraja. Hier in Nederland is de aftrap om kwart voor negen in de avond, het tijdstip dat het grootste deel van Europa is uitgewerkt, uitgegeten en uitgedoucht. Als zelfs het journaal van acht uur achter de rug is, zijn wij Europeanen klaar om de laatste uren voor het slapengaan te vullen met voetbal van het hoogste niveau. En als het dan een keer op verlenging en penalty’s aankomt, dan liggen we nog voor middernacht in bed.
Op veel plekken in de wereld is dat anders. In Australië krijgen ze Messi en Ronaldo bij het ontbijt. In de Verenigde Staten juist midden op de middag. En veel Aziaten moeten er hun slaap voor onderbreken. In Singaraja begint een wedstrijd in de Champions League niet om kwart voor negen ’s avonds maar om kwart voor drie ’s nachts! En denk niet dat het Europese topvoetbal de mensen in een land als Indonesië niets interesseert. Ook voor hen zijn de voetballers van clubs als Barcelona, Real Madrid, Bayern München en Manchester United de beste spelers ter wereld.
Toegegeven, na gisteravond moet hier eigenlijk Juventus worden genoemd. En niet Manchester United of om het even welke andere Engelse club. Maar in Singaraja vierden in 2010 de Engelse clubs hoogtij, ook al strandden Manchester United en Arsenal dat jaar in de kwartfinales en moest Chelsea het toernooi al in de achtste finales verlaten. In het voetbalplaza van Singaraja, een overdekt terrein met drie prachtige kunstgrasveldjes, liepen de meeste jongetjes in het rood van Manchester en in het blauw van Chelsea. De bekendste speler? Een Nederlander: Robin van Persie.
De Indonesische voetballertjes zijn klein. En technisch begaafd. Maar echte topvoetballers kent het land niet. Het nationale elftal bezet op de wereldranglijst plek 195. De bondscoach is Pieter Huistra, voormalig trainer van FC Groningen en De Graafschap. En ook sommige spelers hebben Nederlandse roots. Zoals Sergio van Dijk, die in Nederland nooit verder kwam dan Helmond Sport en FC Emmen. Nee, voor echt topvoetbal moeten de mensen in een land als Indonesië buiten de landsgrenzen kijken. Dat doen ze dan ook. De kinderen daar hebben dezelfde voetbalhelden als de kinderen hier in Nederland.
Voetbal is een wereldsport. Overal ter wereld hebben mensen gister de doelpunten van Cristiano Ronaldo en Morata gezien. En de finale tussen Barcelona en Juventus op 6 juni zal ook tot ver buiten Europa worden bekeken. In Australië. In Amerika. En ook in het park in Singaraja. Voetbal van het allerhoogste niveau biedt wereldwijd amusement. En voetbal is een bron van inspiratie. Overal ter wereld. Zelfs in een land waar de mensen 24 uur per dag bij hun kraampje blijven in de hoop iets te verkopen. Al is het maar een flesje water.
Geef een reactie