Ja! Dat is Niki! Nog zes kilometer en driehonderd meter! We zitten diep in de finale van Parijs-Roubaix en Niki Terpstra gaat er vandoor! Helemaal alleen! In het wielrennen doen ze niet aan blessuretijd. Maar anders zou die al lang en breed zijn begonnen. Dit gaat de beslissing zijn! Kom op, Niki! Rijden! Kom op! Ze zijn piepedood, de favorieten! Piepedood zijn ze, allemaal! Nog even en jij, Niki Terpstra van 18 mei 1984 uit Krommenie, gaat Parijs-Roubaix winnen! Jij gaat Parijs-Roubaix winnen! De laatste keer dat een Nederlander dat voor elkaar bokste, betaalden we nog met guldens. Kom op, Niki! Dit is je kans! Dit is onze kans! Gas op de plank!
Ik zit op het puntje van de bank. In mijn hele leven was de winst in Roubaix nog maar één keer voor een Nederlander. Dat was Servais Knaven in 2001. Dat is dertien jaar geleden! Dertien jaar geleden! Toen was ik dertien. Ik weet nog dat het regende. En dat Knaven als een mijnwerker over de finish kwam. Zo hoort dat in Parijs-Roubaix. Maar alle jaren daarna was de beste fietsende mijnwerker geen landgenoot. Vaak was het een Zwitser. Of een Belg. Alleen als ik droomde, was het soms een Nederlander. Die reed dan alle favorieten aan gort. En dan won hij. Helemaal alleen op de wielerbaan van Roubaix. En dan duurde het een tijdje voordat de rest kwam.
Gaan, Niki! Gaan! Ze zitten achter je alleen maar te kijken! Cancellara kijkt op zijn Zwitserse uurwerk of het al vijf voor twaalf is. Dat is het al lang en breed. Maar hij heeft niet de kracht om het tij nog te keren. Degenkolb kijkt of Sagan nog iets over heeft voor de sprint. Sagan kijkt of Degenkolb nog iets over heeft voor de sprint. Boonen kijkt naar Stybar en zegt dat ’t voor Niki gaat zijn. En jij kijkt alleen maar vooruit, Niki! Daar moet je naar toe! De wielerbaan lonkt! Nog één zo’n stukje stenen. Een heel klein stukje van die kasseien. Rotdingen. Deze koers ligt er vol mee. Na vandaag houd jij van ze. Meer dan dat je al deed. Ze zijn vanaf nu je beste vrienden.
Parijs-Roubaix is de mooiste koers van het jaar. Ooit had ik op school een leraar die wist dat ik wielerliefhebber was. Hij keek geen wielrennen. Hij keek sowieso bijna nooit naar de televisie. Die was van zijn vrouw, zo vertelde hij. Maar op één zondag in het jaar was de televisie van hem. Dat was de zondag van Parijs-Roubaix. Dan was hij voor één dag wielerliefhebber. Elk jaar weer. Hij was verliefd op die koers. Net als vele anderen. Neem Bradley Wiggins. Herstel: Sir Bradley Wiggins. Hij won de Tour de France. Hij won Olympische titels. Hij werd een grootheid in Engeland. En vandaag stortte hij zich in de Hel van het Noorden. Uit pure liefde.
De wielerbaan, Niki! Je bent op de wielerbaan! Dit is bekend terrein voor jou. Maar dit keer ben je geen zesdaagse aan het rijden. Dit is niet de wielerbaan van Rotterdam of van Gent. Dit is de wielerbaan van Roubaix! Hier ligt de finish van de koers die jij al wilde winnen voordat je het alfabet uit je hoofd kende! Hoor je die bel? Die is voor jou! Nog één ronde! En ze komen niet meer! Ze halen je niet meer in! Dit is de mooiste dag van je wielercarrière. Over een maand word je dertig. Maar je hengelt hier alvast je eigen cadeau binnen. Een vis! Een hele grote vis! De allermooiste die jij ooit in het aquarium zag zwemmen, die is nu van jou. Jij wint Parijs-Roubaix!
Ik droom niet. Dit is echt. Dit is verschrikkelijk echt. Wielerliefhebbers als ik hebben er mee leren leven dat de allergrootste wedstrijden niet door een Nederlander worden gewonnen. We moesten juichen om ereplaatsen. De Tour de France van Bau en Lau was fantastisch! Maar we wonnen niet. We boekten prachtige resultaten met jongens als Gesink, Slagter, Kelderman, Hofland, Bos, Poels, Westra, Dumoulin en ga zo nog maar even door. Maar nooit werd er een hele grote vis gevangen door een wielrenner met een rood-wit-blauw vlaggetje voor zijn naam. Tot vandaag. We kunnen winnen! En als er één schaap over de Dam is, dan volgen er meer. Soms is er niet veel tijd nodig om een revolutie in te luiden. Vandaag duurde het zes kilometer en driehonderd meter.
Geef een reactie