Er heerst een virus in Nederland. Het heet Miljoenenspel en het is zeer besmettelijk. Het verspreidt zich onder andere via radio, televisie, internet, bushokjes, plastic draagtassen en reeds besmette mensen. Overal duikt het op. In elk zichzelf respecterend restaurant knallen de gele, oranje, roze, rode, paarse, blauwe en groene ballen op een witte achtergrond van de wc-deur. En in een enkel restaurant zelfs van de wc-bril. Want het Miljoenenspel is niet te stoppen. Hier spreekt één van de eerste slachtoffers.
Mijn besmetting gebeurt in een fractie van een seconde. Ik heb het niet eens door. Het is zo’n gladde vertegenwoordiger. Strak in het pak. Haartjes naar achter. Koffertje in de hand en vast en zeker rijdend in een dure wagen. Bij de infobalie van de supermarkt waar ik een centje bijverdien, wil hij maar al te graag zijn nieuwe trots presenteren. Het ‘gesprek’ gaat ongeveer als volgt: ‘Hebben jullie hier ook Dayzers gehad?’ Ja. ‘Liep dat goed?’ Nee. ‘Nooit een lot verkocht?’ Nee. ‘Dat kan goed kloppen! Dayzers liep nergens goed. Maar nu hebben we iets leuks! Het Miljoenenspel!’
Of ik het korte introductiefilmpje even wil bekijken. Ik twijfel geen seconde. Dit filmpje moet ik zien. Zijn iPad toont heel veel geel, oranje, roze, rood, paars, blauw en groen op een witte achtergrond. Aan het eind van het filmpje valt het grote geld te winnen. De vertegenwoordiger begint steeds sneller te praten. ‘Het idee is dat wanneer de jackpot valt meerdere mensen één miljoen winnen. En er zijn heel veel kleinere prijsjes te winnen. En je mag ook nog zelf je middelste getal kiezen!’ Ik ben al lang verkocht. Omdat ik toch nog even tegen wil stribbelen, vraag ik hoeveel zo’n lot moet kosten.
‘Verkeerde vraag’, lacht de vertegenwoordiger. Waarschijnlijk voelt de beste man aan dat het virus al lang is overgedragen. ‘Dat is dus nog zo’n groot voordeel van het Miljoenenspel. Een lot kost maar vijf euro! Maar ik moet weer verder! Ik wens u nog een fijne dag!’ Helemaal perplex blijf ik achter. Mijn gedachten kleuren geel, oranje, roze, rood, paars, blauw en groen op een witte achtergrond. En de letters van het woord draaien daar als een soort zweefmolen doorheen. M-i-l-j-o-e-n-e-n-s-p-e-l. M-i-l-j-o-e-n-e-n-s-p-e-l. M-i-l-j-o-e-n-e-n-s-p-e-l.
Als ik richting huis ga, berg ik mijn nieuwste trots goed op in mijn jaszak. Ik heb een lot voor de allereerste trekking van het Miljoenenspel. Komende zaterdag wordt mijn dag! Mijn middelste cijfer is een zeven. Dat moet goed komen. ’s Avonds lees ik de krant en valt mijn oog op een advertentie. Miljoenenspel. In de huiskamer staat de televisie aan. Reclame. Miljoenenspel. Ik kijk even op Facebook om te zien wat mijn vrienden zoal uitvoeren. Aan de rand van de pagina een banner. Miljoenenspel.
Tien euro! De combinatie van een zeven met rechts daarnaast de nul heeft tien euro opgeleverd! Min de vijf euro inzet is dat toch mooi vijf euro winst. Ik besluit direct om nooit meer een lot te kopen. Iedereen die ik voortaan nog spreek over het Miljoenenspel kan ik zeggen dat ik op winst sta. Deze vijf euro ga ik koesteren. Zoals je vroeger één van je vijf guldens zakgeld de hele week apart kon houden. Want dan had je op zaterdag na het voetbal nog wat over voor een zakje snoep. Ik ben overtuigd. Deze vijf euro pakken ze mij niet meer af.
Inmiddels is ook de tweede trekking geweest. De eerste waarbij ik niet meespeel, moet nog komen. Ook een aantal van mijn collega’s is al besmet. En het virus stopt niet. Met Pasen worden alle cadeaus voorzien van Miljoenenspelpapier. Op de kaarten komen Miljoenenspelpostzegels en vanaf volgende week begint de eerste snackbar met het patatje Miljoenenspelsaus. Ik heb besloten aan mijn besmetting toe te geven. Ik ga alleen nog strak in het pak de deur uit. Met mijn haren naar achter en een koffertje in de hand. Dan komt die dure wagen vanzelf.
LS
Geef een reactie